Biologische bestrijding

Parasieten en belagers van ons groen zijn overal, net als bij ieder ander.

Bedreigt een plaag onze gewassen, dan kiezen we een brede, geïntegreerde strategie. We benutten een diversiteit aan natuurlijke vijanden om parasieten te onderdrukken. De kennis hierachter is een fascinatie op zich en we vertellen enthousiast. De geschiedenis van actieve biologische bestrijding begon met roofmijten: kleine, dierparasitaire spinnetjes met een specifiek menu. Huverba zet drie soorten roofmijt in tegen de twee meest talrijke belagers:

Trips is een vliegend, zeer mobiel, zeer algemeen en moeilijk bereikbaar insect. Het kruipt in knoppen en jongste plantendelen en prikt daar cellen naan. De schade bij het rekken van cellen is enorm. Daarnaast brengt trips virussen over. Tegen deze plaag zetten wij de roofmijt Amblyseiulus cucumeris in.

Witte vlieg komt in de gewassen van Huverba slechts incidenteel voor. Als we dit beestje vinden, zetten we de sluipwesp in die witte vlieg op het menu heeft staan.

De taxuskever is een lastig te bestrijden, mobiel insect. De larven ervan zitten verscholen in de grond. Toch is het mogelijk ze biologisch te bereiken, we vullen onze spuit niet met chemie, maar met minuscule aaltjes. Deze zoeken zelf hun weg in de grond en doden de keverlarven.

Spintmijten zijn kleine, plantparasitaire spinnetjes die zeer algemeen voorkomen. Deze prikken in duizenden cellen aan de onderkant van het blad en kunnen planten razendsnel ruïneren.

Tegen Spintmijten gebruiken we twee soorten roofmijten:

Phytoseiulus Persimilis: snelle, actieve jagers, die doorgaan tot het einde, inclusief het verorberen van soortgenoten

Neoseiulus Californicus: minder nerveuze stayers met een langere levensduur en overlevingskansen. Deze roofmijt vonden we ook in uitgangsmateriaal van toeleveranciers: een keten brede aanpak!

Bladluizen kennen we allemaal. Dat Lieveheersbeestjes en hun larven bladluizen eten weten we ook. In onze tuinen vinden we echter ook sluipwespen. Een klein zwart “vliegje” dat curieus genoeg eitjes legt in hun gastheer. Lieveheersbeestjes laten zich moeilijk toepassen, maar met sluipwespen gaat dat uitstekend. Omdat iedere sluipwesp een specifieke gastheer nodig heeft, zet Huverba een mix aan sluipwespen in tegen een mix aan bladluizen.

Een andere zeer algemene plaag zijn rupsen. Om die druk weg te nemen plaatsen we feromoonvallen, een lijmlaag met de seksuele lokstoffen van een nachtvlinder. De mannetjes komen eropaf, maar raken verstrikt in de lijmlaag. Op dit moment doen we dit tegen de “anjerbladroller” en Duponchelia. Iedere soort heeft andere lokstoffen en vergt andere feromoonvallen. We leren continu bij over nieuwe mogelijkheden.